In 2017 was ik werkzaam bij Troubleyn/Jan Fabre als auteur van de productie ‘Belgian Rules/Belgium Rules’.
Gedurende meer dan een jaar heb ik met Jan Fabre en zijn ploeg samengewerkt. Het resultaat was een buitengewoon mooie voorstelling, die in binnen- en buitenland zeer lovend werd onthaald en nu nog steeds wordt opgevoerd.
Ik ken Jan Fabres werk al vanaf mijn jeugd. Ik zag zijn eerste grote performances en ben hem altijd met grote aandacht blijven volgen. In de loop van de jaren hebben onze wegen elkaar meermaals gekruist, omdat we publiceerden bij dezelfde uitgeverij (De Bezige Bij Amsterdam) en omdat we een gemeenschappelijke liefde bleken te hebben, de Poolse avant-gardekunstenaar Tadeusz Kantor.
Tijdens de creatie van Belgian Rules/Belgium Rules heb ik gedurende een jaar vrijwel dagelijks contact gehad met Jan Fabre. We vergaderden samen met Miet Martens over de tekst en de dramaturgie. Ik las mijn nieuwe teksten voor en we bespraken wat bruikbaar was en wat niet. Er waren ook enkele sessies met alle performers, waarbij iedereen ideeën kon aanbrengen. De vergaderingen en de sessies waren buitengewoon intens, enorm inspirerend en in hoge mate professioneel. Tijdens geen enkele van deze bijeenkomsten heb ik laakbare feiten gezien. Integendeel. De gesprekken getuigden van het grootse wederzijdse respect. Ze verliepen in alle openheid en professionaliteit.
Alles wat daar werd besproken, werd door mij genoteerd en achteraf doorgepraat met Jan Fabre en Miet Martens.
Het belangrijkste onderdeel van onze samenwerking was de repetitieperiode. Die liep van januari tot en met juni 2017, met enkele korte onderbrekingen, en daarna nog even in Napels rond de avant-première.
Gedurende het hele repetitiesproces zat ik letterlijk naast Jan Fabre aan de regietafel, urenlang na elkaar, en soms, naarmate de première dichterbij kwam, tot diep in de nacht.
Elke repetitie was op een zalige manier uitputtend, op een geestdriftige manier intensief. Jan Fabre vroeg van al zijn medewerkers de maximale inzet, zowel van de performers als van de mensen achter de regietafel (onder wie ikzelf) en van de technische en logistieke ploeg. Alleen op die manier kon zo’n intensief theaterwerk tot stand komen.
Wat betekent maximale inzet? Permanente mentale beschikbaarheid (ik schreef mijn laatste tekst een uur voor de première), totale creatieve overgave, liefde voor het vak en voor het werk, vertrouwen in zichzelf en in elkaar, artistieke alertheid.
Dat er in zo’n atmosfeer soms spanningen ontstaan, is vanzelfsprekend. Ik had de indruk dat de spanningen (bv over thema’s als politieke correctheid), die altijd tot op het bot werden uitgepraat, ons alleen maar stimuleerden tot een nog grotere creativiteit.
Jan Fabre eiste van elk van zijn medewerkers een even groot engagement als van zichzelf. Iedereen werd op die manier aangespoord om het beste van zichzelf te geven. Dat gold voor iedereen, ook voor mezelf.
Wat betreft de fysieke inzet van de performers, kan ik alleen maar getuigen dat die met het grootst mogelijke respect gebeurde. Niemand werd gedwongen om dingen te doen die hij of zij niet wilde. Ook bij naaktscènes werd er altijd de grootste discretie in acht genomen. De performers konden zelf bepalen of ze in bepaalde scènes tijdens de repetities liever in ondergoed wilden spelen. Overigens ontstonden veel scènes tijdens improvisaties (we hebben wekenlang geïmproviseerd rond de grootste Vlaamse schilders), en de performers legden in hun imitaties van picturale naaktscènes niet de geringste terughoudendheid aan de dag. Dit alles verliep discreet, professioneel en met de nodige humor.
Opvallend was het perfectionisme. Het einddoel van de voorstelling was niets minder dan volmaaktheid. Dit vereiste een enorme technische beheersing en discipline. Die discipline diende één doel: de schoonheid.
Mooi om te zien was hoe Jan Fabre het imperfecte (wat nooit uit te sluiten is) integreerde in het perfecte. Tijdens de majorettendans bijvoorbeeld vroeg hij de majorette die haar baton liet vallen om de rest van de dans pathetisch huilend af te werken. Dit zorgde voor hilarische situaties, en tijdens elke voorstelling is er nu wel een majorette die haar baton laat vallen.
Kortom, tijdens mijn vele honderden uren naast Jan Fabre heb ik niets verwerpelijks gezien, niets dat het daglicht niet mocht zien, niets dat indruiste tegen elke menselijke ethische waardigheid. Integendeel. De intensiteit van werken was niet minder dan bij andere theatermakers die ik in mijn leven aan het werk heb gezien of met wie ik heb samengewerkt (zoals Franz Marijnen, Tadeusz Kantor, Jerzy Grotowski, Trisha Brown, Hugo Claus etc.).
Mijn werk bij Troubleyn behoort tot de belangrijkste ervaringen in mijn leven, die ik voor niets ter wereld had willen missen en die ik in de toekomst erg graag opnieuw zou willen meemaken.
PS Ik heb een deel van mijn dagboek gepubliceerd in H ART (maart 2018). Daarin volg ik van dag tot dag het repetitieproces.
5 februari 2019
Johan de Boose, schrijver
Schreef de tekst voor ‘Belgian Rules/Belgium Rules’