Wat heb ik ervoor over?
Ik heb verschillende keren met Jan Fabre samengewerkt in het theater in de periode 1978-1981. Daarna ben ik hem van nabij blijven volgen in zijn theater- en beeldend werk.
Hoe jong hij toen ook was, geloof en radicaliteit liepen als een rode draad door hem heen. Jan geloofde als geen ander in zijn missie.
Het geloof was een soort brandstof, die hem vooruit stuwde. Het was een energie waarvoor alles kon en moest wijken.
Al waren de kansen op slagen klein, het geloof dreef hem, om het onmogelijke toch te realiseren.
Datzelfde geloof kon hij met grote overtuigingskracht overbrengen op zijn performers. Dat deed hen groeien en boven zichzelf uitstijgen; zorgde voor een ongekende intensiteit, zowel op het toneel als in de zaal.
Zijn eigenzinnige voorstellingen zorgden echter ook voor controverses. En hoe! Tegelijkertijd deed het vele jonge en ambitieuze aspirant-performers uit binnen- en buitenland auditie doen en dromen.
Naast zijn geloof was er ook zijn radicaliteit: geen of nauwelijks compromissen, steeds recht op het doel af; alles wat de finale visie in de weg stond, werd zonder genade geliquideerd.
Werden de performers gebruikt? Uiteraard.
Werden ze misbruikt? Heb ik zelf nooit gezien, ervaren noch meegemaakt.
Kon er vroeger meer? Was men minder snel in zijn/haar integriteit aangetast? Is men nu gevoeliger geworden voor verbale krachtpatserijen, mogelijke bedenkelijke handelingen, attitudes?
Bij Jan heb ik hoe dan ook geen andere of extremere dingen meegemaakt dan wat ik al gezien en gehoord had in andere theaters, bij andere regisseurs, zelfs af en toe op toneelscholen.
Wat ik bij Jan bijzonder gewaardeerd heb en nog, is zijn eerlijkheid, zijn openheid en loyaliteit. In de communicatie is ie meestal recht op de man af. Niet altijd diplomatisch, maar je wist wel waar het op stond.
Het theater van Jan Fabre is in belangrijke mate gebaseerd op de performance.
In de performance tast je de grenzen van de creativiteit af, tast je de grenzen van het leven af. Dat de performers in zijn voorstellingen tot het uiterste moeten gaan, soms zelfs over dat uiterste, zie je zo. Het is acteren op het scherp van de snee.
De performers doen ongewone dingen. Het behoort tot de schriftuur van elke voorstelling en in het bijzonder van het theater en het beeldend werk van Fabre.
Dat het er hard aan toe gaat, dat zal wel. Je kunt dit soort voorstellingen niet maken, zonder de grenzen van je fysische en geestelijke vermogens af te tasten. De ene dag zie je het als performer/danser niet meer zitten, de volgende dag zweer je dat dit uiteindelijk dat is wat je altijd al hebt gezocht.
Voor sommigen stopt het dan weer op een bepaald ogenblik. De groep verlaten is moeilijk. Je beseft dat je de geborgenheid van de familie gaat missen. De druk van de groep om te blijven kan onnoemelijk groot zijn en daar bovenop heb je de financiële kant. De kans dat je gefrustreerd raakt en wrokkig, is aanwezig.
Toptheater, zeker uitgesproken fysiek theater, zoals dat van Fabre, waar ook ter wereld, vraagt nu eenmaal de mobilisatie van al je fysieke, mentale en artistieke middelen, kortom, de mobilisatie van je weerbaarheid als acteur.
Topperforming is, zoals ballet, gewoonweg topsport.
Wat heb ik ervoor over?
Zoals elke ware kunstenaar is Jan Fabre tegelijk onderzoeker en wetenschapper die grensverleggend wil werken.
Het werkproces is een denken, een wroeten, een zoeken, een vallen en opstaan, maar steeds gedreven. Knock-down, maar nooit knock-out. Op zoek naar ruimtes die nog afgesloten zijn, nog nooit ontgonnen. En natuurlijk vol van geloof, anders houd je dat niet vol.
Gisteren verfoeid, overladen met bagger, langzaam slaat vele kritiek om in bewondering.
Jonge, ambitieuze performers of dansers in de dop die zijn voorstellingen hebben gezien en onder de indruk zijn, doen auditie. Zijn zij zich wel bewust dat wat zij fenomenaal vinden, slechts mogelijk is na een zware training en repetitieproces? Dragen zij dat onvoorwaardelijke engagement wel genoeg in zich? Beseffen zij wel voldoende dat zij gevraagd worden om zich onvoorwaardelijk in de wereld van Fabre te storten en op zoek te gaan naar onontgonnen gebied? Een avontuur met alles erop en eraan? Voor sommigen betekent de wereld van Fabre ook dat ze tijdelijk in een vreemd land gaan leven, in een andere cultuur, dat ze vaak alleen zijn. Het vele reizen is inherent aan Troubleyn, het gezelschap van Fabre. Het nomadenleven is vlakbij. Kan het applaus en de glamour tegen dat alles op?
De radicaliteit en de consequentie in het werk van Fabre vraagt nu eenmaal een specifieke ingesteldheid. Niet voor iedereen weggelegd, ondanks de hoge verwachtingen, ondanks de torenhoge ambities.
Wat kunstenaar en regisseur Fabre vraagt, en de wijze, de methode waarop hij zijn ideeën en doelstellingen probeert door te drukken en te realiseren, kan voor sommige performers/dansers het overschrijden van een grens zijn, voor anderen net de kick die nodig is om nieuwe grenzen te durven opzoeken.
Hoe dan ook, het werk van Fabre en zijn performers is kunst maken op leven en dood, met pijn er bovenop. Het realiseren van zijn beeldend werk verloopt niet anders.
Wanneer wordt iets dan onaanvaardbaar? Wanneer is er sprake van machtsmisbruik? Welke methodiek is grensoverschrijdend? Welke niet?
Heiligt het doel de middelen?
Het performance theater van Fabre draagt ongetwijfeld kiemen van fundamenteel onderzoek in zich. Een onderzoek dat geen grenzen verdraagt en ongetwijfeld in botsing kan komen met wat ethisch en menselijk aanvaardbaar is.
Maar wie bepaalt dat? Wie trekt die grens? Bepaalt Fabre die grens alleen? Of bepaalt de groep en het individu mee die grens?
Het theater van Fabre gaat wereldwijd. Is hij ooit veroordeeld geweest voor wat zich op de scène heeft afgespeeld?
Dat zoveel performers/dansers hun beklag doen, kan niet genegeerd worden. Ongetwijfeld wegen een aantal klachten over grensoverschrijdend gedrag niet zwaar genoeg, een aantal andere klachten vragen dan wel weer om aandacht, zelfs al ziet de meerderheid van de groep er blijkbaar geen grensoverschrijdend gedrag in.
Opmerkelijk is dan ook dat die klachten ineens nu naar buiten komen, als een soort afrekening.
Of er ooit in het verleden klachten zijn geuit binnen Troubleyn en of ze voldoende aandacht hebben gekregen, weet ik natuurlijk niet, maar indien ze genegeerd werden, valt dat natuurlijk te betreuren. Misschien had er ook meer opvang en begeleiding van Troubleyn moeten zijn voor de nieuwkomers.
Hoe dan ook, uiteindelijk is het nooit te laat om te praten en te luisteren.
Het is dan ook opmerkelijk dat er meteen een vonnis werd geveld over Fabre, meteen aan de schandpaal, zonder enig mogelijk verweer van hem. Of wil men onder invloed van anderen misschien niet praten?
Ik kan me niet voorstellen dat er met Jan niet gepraat kan worden, dat hij niet zou willen luisteren, dat hij de urgentie van deze aantijgingen niet serieus zou nemen. Daarvoor is hij te verstandig en heeft hij een te groot verantwoordelijkheidsgevoel. Ik kan me ook niet voorstellen dat hij niet zou inzien dat wat voor hem de normaalste zaak is, het niet altijd is voor een deel van zijn performers. Dat hij niet zou inzien dat hij op een bepaald ogenblik in zijn drang ten opzichte van hen te ver is gegaan, dat hij mogelijk aan machtsmisbruik heeft gedaan, zowel in zijn houding als in zijn manier van regisseren; dat hij zichzelf moet bijsturen.
Er is een hele tijd verstreken sinds de klachten openbaar werden.
Wat hebben we ervoor over om deze zaak sereen op te lossen?
Misschien is nu het ogenblik gekomen om een onafhankelijke bemiddelaar te vragen beide partijen samen te brengen, in alle nederigheid te luisteren naar de klagers, oprecht te luisteren naar elkaars verhaal, zonder vooroordelen, excuses aan te bieden, daar waar moet en tot een catharsis te komen.
Ook Jan Fabre verdient een tweede kans.