Graag bezorg ik u dit schrijven, omdat het mijn visie en ervaring beschrijft met Jan Fabre en het gezelschap Troubleyn/Fabre.
Wat ik mij ten eerste afvraag is of ik van 1981 tot vandaag in een fata morgana leefde?
Absoluut niet.
En graag wil ik daar wat uitleg bij geven omdat ik in de huidige context van klachten het gevoel krijg dat Jan Fabre publiekelijk gestenigd en volledig vernietigd wordt zonder enige vorm van rechtvaardig proces.
Daar protesteer ik met klem tegen.
Jan Fabre heeft mij van het allerprilste begin in 1981 de unieke kans gegeven mezelf te ontwikkelen, bij te leren als performer en actrice en vooral te groeien als mens. Toen hij in zijn jonge jaren zijn artistieke pad uittekende wist ik meteen dat het geen voorspelbaar en glad geplaveid pad ging worden. Jan Fabre was toen al een gigantisch talent dat in de loop der jaren wereldwijd weerklank vond en vindt.

Er wordt Jan Fabre verweten dat hij hard en meedogenloos zou zijn, harteloos en onnodig streng.
Ik denk hierbij aan het spreekwoord ‘zachte heelmeesters maken stinkende wonden’. In de context van Fabres theaterwerk zouden we dit kunnen vertalen als ‘een zachte regisseur maakt banaal werk dat nooit de grauwe middelmaat ontstijgt’. Het is net zo kenmerkend voor Jan Fabres artistiek werk dat het strengheid, discipline en (lichamelijke) uitputting beoogt omdat – net als alle weerstand is achtergelaten – het allermooiste in een mens naar boven komt – en aan het publiek kan geschonken kan worden.
Die schoonheid heeft vele kanten – het kan ontroering zijn maar ook ontzetting zijn en alles daartussen. Fabre doet je de zaal verlaten als een ander mens – zo je er ontvankelijk voor durft te zijn.

Indertijd zongen we uit volle borst mee met tante Terry’s kleine kleutertjeslied: ‘mamaatje die zal kijven, papaatje die zal slaan! ‘ wat vandaag de dag de wenkbrauwen doet fronsen. Wat ik hiermee wil zeggen is dat tijden geëvolueerd zijn – zonder de fouten uit dat verleden te willen goedpraten. Toen ik als kind bij de nonnen op school zat werd ik ook streng behandeld. De ‘pedagogische tik’ waar men nu hele debatten aan wijdt was nog geen issue – ik kreeg een tik van de meetlat op mijn vingers of poep en mocht al vaker eens in de hoek gaan staan. Ik vond dat toen normaal – omdat dat het ‘normaal’ van die tijd was. Bekeken doorheen de bril van vandaag lijkt dit misschien vreemd – maar in die tijd heb ik er helemaal niet onder geleden. Ook mijn ouders waren streng en verplichtten me om de regels te volgen die zij voor mij nodig vonden om een gelukkig mens te worden. What’s the point – als Jan Fabre er onder meer wordt van beticht lijfstraffen uit te voeren dan moet ik dat met klem tegen spreken – nooit is daarvan sprake geweest – niet in tante Terry’s tijd noch anno 2018. Zelf heb ik dat nooit ondervonden – ook niet bij collega’s van de Fabre groep. Het is gewoon een leugen die nu gretig wordt uitvergroot door bepaalde media.

Ik prijs me gelukkig dat ik een kind ben van mijn tijd, want die strenge maar nooit grensoverschrijdende aanpak van mijn ouders, leraren en ook Jan Fabre hebben me gemaakt tot wie ik nu ben – een doorbijter, absoluut niet kleinzerig, volhardend in alles wat ik onderneem. Jan Fabre is een strenge maar rechtvaardige leermeester, en zeker geen onverschillige of meedogenloze mens en regisseur. Ik geloof ook dat we in het liefhebben van elkaar ook streng mogen zijn – dat is naar mijn gevoel essentieel en een mooie uiting van liefde en geloof in elkaar. Hoger, beter, verder …mag het?
Jan Fabre heeft mij en velen die met hem werkten en werken een beter mens gemaakt – net omdat hij mij én vele anderen boven zichzelf deed uit stijgen. Massaal veel toeschouwers hebben die ‘trilling’ ook gevoeld die we gul deelden met ons publiek. Fabre: geen onverschillig mens, noch onverschillig werk – dat is mijn ervaring. Jan Fabre houdt van zijn acteurs en actrices en niet in die zin waar hij nu wordt op afgerekend. Wie iets van kunst voelt en begrijpt weet dat zo’n strenge, stimulerende en tegelijk uitdagende en warmhartig liefdevolle aanpak simpelweg nodig is om iets ‘echt’ – iets waarachtig te creëren.

Jan Fabre gebruikt ook koosnaampjes om zijn actrices/acteurs mee te benoemen – refererend naar een dier waaraan zij of hij hem doet denken. Jaren werd ik door hem zijn chimpanseeke genoemd – dat vind ik een compliment want chimpansees zijn intelligent en intuïtieve dieren. Als Jan Fabre zijn acteurs dus als dusdanig aanspreekt is dat dus niet verwijtend of kleinerend – maar getuigt dit net van zijn humor en klasse.
‘Ik stond erbij en keek ernaar’. Je kan dit letterlijk zo interpreteren.
Iedereen wou door Jan Fabre geregisseerd worden – ook uit eigen belang. Ik vraag me af waarom velen pas nu reageren op van alles en nog wat van Fabre, waarbij ik me niet uitspreek over het waarheidsgehalte van de aanklagers – laat dit absoluut duidelijk zijn!
Ik geef via deze brief evenwel een veel genuanceerder beeld van Jan Fabre – omdat nuance ook nodig is al zijn er mogelijks fouten gemaakt.
Natuurlijk heb ik in al die jaren wel eens een traan gelaten, ben ik boos zelfs razend geweest, dit zowel t.a.v. mijn ouders, leraars piano, ballet gitaar en judo, én Jan Fabre. Moet ik mijn ouders nu ook publiekelijk aanklagen – zij die mij met liefde en discipline hebben doen groeien? Moet ik mijn judomeester te kijk zeten die me wel eens onzacht liet kennismaken met de tatami? Moet ik Jan Fabre te kijk zetten omdat hij me naast warmhartig ook hard behandelde? Neen dus. Geen van die leermeesters heeft ooit als ‘demonisch’ opzet gehad mij kwaad te berokkenen – integendeel.
Ook Jan Fabre – die nu wordt afgeschilderd als een gevoelloos monster – is een mens van vlees en bloed die ook huilt, verdrietig kan zijn, melancholisch is, kwetsbaar en lijdt onder bepaalde omstandigheden – en zich ook vaak onbegrepen voelt. Zonder dat diep authentieke gevoel zou Jan Fabre nooit de wereldberoemde kunstenaar geworden zijn die hij nu is. Jan Fabre maakt mensen ook beter – laat ze boven zichzelf uitstijgen. Net zijn mens-zijn heeft duizenden mensen uit hun evenwicht gebracht – niet om ze te doen vallen maar net om ze de weg te tonen naar een mogelijk nieuw evenwicht. Velen zijn hem daar dankbaar voor – zijn hem dankbaar voor de ontregelende input in hun levens. Ontregeling is nodig om te kunnen vernieuwen en groeien.
‘Krijgers van de schoonheid’ noemt Fabre zijn artiesten – zij zijn de dragers van de schoonheid die in Fabre’s hart schuilt. Hem en zijn gezelschap vernietigen is onmenselijk – we leven niet meer in tante Terry’s tijd – én zeker niet meer in het oude testament waar het ‘oog om oog, tand om tand’was.
Het zou een misdaad zijn Fabre als artiest en als mens te vernietigen. Als hij zich ergens schuldig heeft aangemaakt – laten we dit dan met strengheid (jawel) én nuance bekijken en beoordelen- daar gaat uiteindelijk heel dit schrijven over.
Mijn persoonlijke artistieke bestaan wordt geamputeerd zonder Jan Fabre – dat van heel zijn gezelschap ook. En vooral: kunnen we het publiek Fabre’s unieke kijk op schoonheid ontzeggen? Mijn antwoord is : NEEN !
Laat de wijsheid in deze een oordeel vellen over Jan Fabre en wat hem wordt verweten – laten we net als Fabre steeds heeft voorgeleefd, een brede kijk op de samenleving hanteren. Laat hem zich verantwoorden voor wat er mogelijks fout ging – maar maak hem niet monddood.
Samenvattend – laat gerechtigheid geschieden én hanteer daarbij de wijsheid die hierbij nodig is – in diep respect voor zijn aanklagers én voor Fabre zelf.
Els Deceukelier
7 februari 2019