In 1982 heb ik als componist de muziek geschreven en uitgevoerd voor Jan Fabre’s eerste theaterstuk “Het is theater zoals te verwachten en te voorzien was”.
Dat was vóór Jan grote & wereldwijde bekendheid verwierf, dus de entourage van medewerkers was nog behoorlijk klein. Dat liet toe om nauw samen te werken, in die zin dat men zou kunnen spreken van “één grote familie”. En net zoals dat gaat in een familie waren de banden tussen de performers, administratieve & technische medewerkers, producenten, mezelf en nog andere collega’s, innig, maar nooit intiem. Iedereen geloofde in het project, en zette zich voor 100% in. Na zeer lange en intense werkdagen kwamen we dikwijls ’s avonds samen om wat te ontspannen…
Jan zelf was daar echter zelden of nooit aanwezig. Want hij werkte iedere avond bij hem thuis verder aan het stuk, dikwijls tot in de vroege uurtjes, om dan ’s anderendaags op een ongoddelijk uur weer present te zijn. En zo herinner ik me hem: als een harde & noeste werker, voortploeterend aan wat toen zijn grote droom & wens moet geweest zijn.
Jan was (en is dat nog steeds, vermoed ik) een perfectionist, ­hij wist perfect wat hij wou, en vroeg dan ook van z’n medewerkers dezelfde inzet & passie. Dat kon soms tot spanningen leiden, maar gezien de vernieuwende en nooit­vertoonde aspecten van het stuk (die achteraf een kentering in de dans­ en theaterwereld veroorzaakt hebben), werd dat voor lief genomen; het hoorde er gewoon bij, en iedere performer wist heel goed waar hij­ of zij voor getekend had. En ondanks dat er in sommige scenes naaktheid vereist was ­- functioneel naakt – werd dat steeds op een bijna onderkoelde en professionele manier benaderd… Jan zat achter z’n tafeltje vóór het podium, en dirigeerde zijn performers zoals een dirigent een orkest: streng & meticuleus, maar correct. Nooit heb ik hem van “zijn tafeltje” weten wijken, en nooit heb ik hem zelfs maar een performer weten aanraken. Het verliep allemaal zeer professioneel, tot op het afstandelijke toe. Ik vond dat bewonderingswaardig.
Hoe ernstig en toegewijd hij kon zijn op professioneel gebied, hoe goedlachs en genereus hij was op private momenten. Ik heb enige tijd met hem doorgebracht in New York, in 1982, los van het theater, en ook daar was hij die man die eeuwig benieuwd was naar alles, de man die constant ideeën opdeed, schetsen maakte, enzovoorts… pure passie voor wat hij deed, en wou doen. We hebben toen waanzinnige clubs & acts bezocht ­- niet van deze wereld; een mens zou van minder losgeslagen kunnen worden ­ maar Jan heeft zich steeds correct gedragen. Altijd de gentleman, trouwens.
Gepassioneerde kunstenaars zoals Jan veroorzaken dikwijls, willens nillens, controversie. Die controversie ontstaat meestens uit onwetendheid. Mensen beginnen daar over te fantaseren en breien daar allerhande verhaaltjes aan, bijna altijd uit het niets geplukt… “Met al dat bloot op de planken, jaja, meneer zal wel van wanten weten”. Dat soort broodje­aap verhalen… ach, roddelen is des mensens.
Dertig jaar later, 2012, werd ik gevraagd om de vroegere compositie opnieuw uit te voeren, voor de re­-enactment van “Het is theater…” Het was al een tijdje geleden dat ik Jan gezien had, maar het was alsof het gisteren was. Nog steeds dezelfde warme en integere persoon, nog steeds goedlachs, en nog steeds even gepassioneerd. Ondanks zijn vermaardheid, ook nog steeds bescheiden… We hebben toen samen naar jazz muziek geluisterd, uit de ongelooflijke collectie van zijn vader. Dat was fijn.
Bij de vele repetities van de re-­enactment kreeg ik een déja vue van jewelste. Jan weer achter “zijn tafeltje”, de performers op het podium. En altijd maar die ongelooflijke passie en gedrevenheid, ook tijdens vergaderingen en zelfs bij de gemeenschappelijk lunches. Iedereen liep daar heel ontspannen rond, in die grote ruimtes en kantoren van Troubleyn; er heerste een ietwat opgelaten sfeer, met veel blije gezichten.
Dat was opmerkelijk, achteraf bekeken.
Want moest er “iets aan de hand” zijn, dan zou dat toch nooit zo geweest kunnen zijn ?
Ik heb met veel plezier met Jan samengewerkt, en zou op geen enkel moment twijfelen omdat opnieuw te doen. Zo’n talent moet gekoesterd worden. Niet achtervolgd.
Guy Drieghe­ D.